Ondernemers zijn over het algemeen op groei gericht. Het woord groei roept vaak positieve gevoelens op. Toch is voorzichtigheid geboden. In de tuin is het niet alleen de Rhododendron die groeit. Groei gaat niet zelden gepaard met een wassende bureaucratie. Groei heeft natuurlijk ook een prijs. De voor groei benodigde investeringen zullen gefinancierd moeten worden. Groeien heeft weinig zin als de vermogenskosten gelijk zijn aan de rentabiliteit. Binnen een op concurrentie gerichte economie liggen kapers op de kust. In deze bijdrage komen enkele specifieke vragenstukken aan de orde. Het splitsen van de levensduur in een planperiode en een restwaardeperiode gebeurt meestal indien over een zogeheten ideaalcomplex kan worden gesproken. Bij inflatoire groei moet dan formeel onderscheid worden gemaakt tussen een materieel ideaalcomplex en een monetair ideaalcomplex. Verder dient oog te zijn voor de ontwikkeling van het netto-werkkapitaal. Het correct verwerken van verwachte koopkrachtveranderingen (inflatie - deflatie) levert stof tot nadenken, zeker als niet wordt uitgegaan van de in handboeken populaire veronderstelling dat inflatie voor iedereen, op hetzelfde moment, dezelfde invloed heeft. Wat te doen als onder inflatoire omstandigheden toch ook reële groei wordt verondersteld. In het algemeen is het verstandig om vooral in geldstromen te blijven denken. Rekenkundige oplossingen, zoals de veel gebruikte Value Driver Formula zijn slechts onder bepaalde, stringente, voorwaarden bruikbaar.
vis439
Comments